‘k Herinner mij nog goed, Tim, hoe men mij vertelde
van het harde buitenleven, de boeren op de velden
het binnenhalen van de oogst, het weer was droog en het
de lijven plooiden naar de hooivork en stonken vaar het zweet
het graan was rijp en binnen: de boer zijn hoogste wens
men zei dat dit alles een paradijs was voor de mens.

Hier laat ik je los, Tim, van hier af moet je gaan
Met vallen en opstaan … van hieraf moet je gaan.

Men wees mij hoe de mens, Tim, de grond gewonnen had
waar men zoete druif verbouwd en het helder gerstenat
de weide vol met hooi, het hooi voor het jonge kalf
en wie het vers gebraden kalf niet lust, zo en man die is maar half
hier heeft de mens gewonnen, de arme grond verrijkt
de mens met zwoegen zijn hoogste doel bereikt.

Hier laat ik je los, Tim, van hier af moet je gaan
Met vallen en opstaan … van hieraf moet je gaan.

Dit alles heeft men mij verteld, Tim, ik heb het ook gezien
Hoewel ik zelf geen lauweren aan dit meesterwerk heb verdiend
ik heb het lot bezongen van de knechten en de boer
het kirren van de boerendochter, de blikken van de hoer
de schoonheid van de morgen, het ontwaken van de stad
ik heb dit wel bezongen, maar nooit een cent gehad.

Hier laat ik je los, Tim, van hier af moet je gaan
Met vallen en opstaan … van hieraf moet je gaan.

Dus ga en maak de mortel, bouw stenen tot een huis
smeed ankers voor het gewelf, Tim, maak deuren voor je huis
ik zelf geef je niets mee dan lofzang voor je jeugd
de krachten in je armen, een ode aan de deugd
de liefde voor een vrouw, Tim, de oogsten van haar buik
het winnen van de dagen, het streven naar geluk.


Back to Top